Een ongeboren baby kan soms ziek worden van schadelijke stoffen, bacteriën en virussen in het bloed van de moeder. Om dat zo veel mogelijk te voorkomen, wordt rond de twaalfde zwangerschapsweek het bloed van de zwangere vrouw onderzocht. Er wordt gekeken naar bloedarmoede, rhesusfactor, hepatitis-B, lues (syfilis) en de aanwezigheid van een aantal antistoffen. Sinds 1 januari 2004 is dit bloedonderzoek uitgebreid met een test op HIV, het virus dat aids veroorzaakt.
Een zwangere vrouw die geïnfecteerd is met HIV, kan dit virus overdragen op haar baby. Om dat te voorkomen, is het zinvol om aan het begin van de zwangerschap een HIV-test te doen. Dat maakt het mogelijk om zo snel mogelijk een medische behandeling te starten en besmetting van de baby te voorkomen.
HIV is een virus dat de levensbedreigende ziekte aids veroorzaakt. Aids komt in Nederland gelukkig weinig voor. HIV kan worden overgedragen via besmet bloed (bijvoorbeeld door gemeenschappelijk gebruik van naalden) of door onveilig te vrijen met iemand die met HIV is besmet.
In het zeldzame geval dat een moeder is besmet met HIV, kan de baby tijdens de zwangerschap, de bevalling of via borstvoeding besmet raken. De kans op besmetting van de baby wordt kleiner door de moeder met HIV al vroeg in de zwangerschap medicijnen te geven. Verder kunnen maatregelen als een keizersnede en het niet geven van borstvoeding, besmetting van de baby eventueel voorkomen.
Bent u zwanger, dan wordt tijdens een van uw eerste bezoeken aan de verloskundige, huisarts of gynaecoloog een beetje bloed afgenomen voor dit bloedonderzoek. Dat gebeurt alleen met uw toestemming. U kunt aangeven dat u onderdelen van het onderzoek achterwege wilt laten.
Kijk voor meer informatie op www.gezondebaby.nl.
Of download de gezamenlijke brochure van huisartsen, verloskundigen en gynaecologen:
Lees ook de NHG-Patiëntenbrieven over zwangerschap.
Bron: Nederlands Huisartsen Genootschap, januari 2004